De
dag na de presidentsverkiezingen hing er een teneergeslagen sfeer in de wijk.
Het was stil op straat. De bloemenman lachte niet. De mensen bij de bakker
staarden somber voor zich uit. De huidige president was herkozen en voor het
merendeel van de inwoners van onze wijk was dat niet de gehoopte uitslag. Het
was geen glansrijke overwinning voor president C. Het was net aan, met net iets
meer dan de helft van de stemmen. Maar ook een nipte overwinning is een
overwinning en de aanhangers van de oppositie voelden de nederlaag tot in het
diepst van hun ziel. Ze hadden gehuild, vertelden ze, toen de uitslag
zondagavond bekend werd gemaakt. De niet gekozen kandidaat sprak direct na het
bekend worden van zijn nederlaag. “Wie wil winnen, moet ook kunnen verliezen.
Dit is democratie, ik leg me neer bij de uitslag.” Alles bleef dus rustig, maar
voor meer dan 6 miljoen mensen kon het niet erger. Ze hadden verloren, er zou
geen verandering komen, geen kans
op beter.
Als
buitenstaander in deze verkiezingsstrijd leefde ik op niet-politieke wijze met
mijn vrienden mee. Maar de week werd voor mij erger toen 2 dagen later onze
hond het opeens uitgilde van de pijn. Stil liggend huilde ze dikke hondentranen,
het ging door merg en been. Ze wrong zich in een onnatuurlijke houding, ademde
gejaagd, wilde niet eten, niet lopen en huilde. De dierenarts ontdekte
al snel dat de pijn uit haar nek kwam. Ze
had waarschijnlijk een verkeerde beweging gemaakt en haar nek verrekt. We
kregen wat pilletjes mee en twee dagen later ging het al een stuk beter. Het
was zo erg dus niet.
En
het kan
altijd erger, zo bleek aan het eind van de week. Om
10 uur `s ochtends werd ik gebeld door het schooltje van dochter. “Is alles in
orde?” “Ja hoor, alles is in orde, het is alleen dat…” Het was dus niet in
orde. Dochter was gevallen. Hard gevallen. Heel hard gevallen. Ik kon haar maar
beter komen halen. Ik kwam binnen en daar zat ze, aan een tafeltje te
puzzelen. Met een onherkenbaar voorhoofd. Een
bult van een formaat dat ik niet voor mogelijk had gehouden en dat haar gezicht
helemaal vervormde. Middenover de steeds blauwer wordende bult liep een lange
paarse krater. Ik werd wat weeïg in de buik, maar dochter keek mij fier aan en
zei, met een nog wel iets bibberend stemmetje, “mama, ik ben gevallen, heeeeel
hard!” Ze wees iedereen die ze zag met een zekere mate van trots op haar
kraterbult. Ik zag ogen die zich wijd opensperden, handen die voor monden
werden geslagen en meelevende blikken. Maar zo erg was het uiteindelijk niet: 2
dagen later was de zwelling grotendeels geslonken en zag dochter er uit als een
kind dat flink was gevallen. En meer was het ook niet.
Ernstige
voorvallen zijn ons deze week bespaard gebleven. We halen opgelucht adem en
beseffen dat het allemaal veel erger had kunnen zijn.
Oktober 2012
Fwiewwww... maar toch wel een paar keer absoluut niet fijn en een heel klein hartje ... maar het kan inderdaad erger.
BeantwoordenVerwijderen