dinsdag 11 december 2018

Naar de universiteit

Dikke tranen biggelen over je wangen. 
Mijn meisje. 
Ik vraag je waarom je zo verdrietig bent. 
Je kijkt in mijn ogen. 
Ik in de jouwe. 
Grote poelen vol verdriet. 
Ik wil niet naar de universiteit, zeg je. 
Meisje vol verdriet. 
Vertel me alles.

Je wil niet weg bij mij. 
Je wil nooit, nooit weg bij mij. 
Samen wil je blijven, meisje vol tranen. 
Samen in één huis, dicht bij elkaar. 
Mijn meisje. 
Dat is goed. 
We zullen samen blijven.

Ik hou je vast. 
Ik kus je tranen. 
Ik kijk in jouw ogen. 
Jij in de mijne. 
Je praat. 
Wat als. 
Nog meer verdriet trekt over je gezichtje. 
Nog meer tranen. 
Wat als ik groter word en niet meer bij jou wil wonen. 
Dan, mijn meisje, is dat ook goed.

Maar het is niet goed. 
Je huilt. 
Je wil niet dat je niet meer bij mij wil zijn. 
Je wil nooit, nooit weg bij mij. 
Meisje vol verdriet. 
Je bent bang. 
Bang dat alles anders wordt als je geen acht jaar meer bent.

Wat nou, huil je zacht, als ik later niet meer bij je wil zijn. 
Als ik later naar de universiteit wil. 
Niet meer dichtbij je wil zijn. 
Bang meisje. 
Je klampt je aan me vast. 
Drukt je betraande gezichtje tegen het mijne. 
Ik wil niet naar de universiteit. 
Ik wil bij jou. 
Met jou. 
Samen. 

Mijn meisje. 
Ik sluit mijn ogen. 
Kijk niet in mijn ogen want ik ben bang. 
Kijk niet, zodat je niet ziet dat ik ook bang ben. 
Bang dat je later niet meer wilt. 
Niet meer samen, heel dichtbij. 
Ik weet dat het komt. 
Het is goed. 
Maar meisje, ga nooit, nooit weg bij mij. 
Samen wil ik blijven. 
Dichtbij.

Mijn meisje. 
Je snikkende lijfje zacht en warm, dichtbij. 
Nog dichterbij. 
Ik hou je vast. 
Ik kus je. 
Huil niet. 
Je huilt. 
Je kijkt in mijn ogen. 
Ik in de jouwe. 
Bang meisje vol verdriet.
December 2018