vrijdag 27 februari 2015

woensdag 18 februari 2015

Moedertaal II

Mijn moedertaal is Nederlands. Man´s moedertaal is Spaans. De moedertaal van onze kinderen? Opgroeiend in een Spaanstalig land in een Spaans sprekend gezin, is Spaans volgens henzelf hun moedertaal. Ze spreken het vloeiend, begrijpen alles en lezen en schrijven het uitstekend. Toch is technisch gezien hun Engels van een hoger niveau. Op school krijgen ze een paar uur per week les in Spaans als vreemde taal. Verder worden alle lessen in het Engels gegeven en is het Engels dus zeven uur per dag hun voertaal. Maar vraag ze wat hun “eigen taal” is, en ze zeggen zonder aarzelen Spaans. Mochten we over een half jaar in een land terecht komen waar Spaans niet de voertaal is, dan is er dus werk aan de winkel. Dan is het aan ons ouders om te zorgen dat ze hun moedertaal ook grammaticaal en wat woordenschat betreft blijven verbeteren en uitbreiden. Ik voorzie een schone taak voor vader. Ze hebben het Spaans duidelijk in hun genen zitten en hoewel mijn Spaans uitstekend is, zijn ze nu al prima in staat om mij waar nodig grammaticaal te verbeteren. Hetgeen ze hilarisch vinden, uiteraard.

Engels is de schooltaal. Toch sluipt het Engels ook steeds meer het buitenschoolse leven binnen. De hoeveelheid huiswerk neemt toe, en dus neemt het Engels aan de keukentafel na school ook toe. De kinderen hebben niet Spaans sprekende vriendjes met wie ze buiten schooltijd in het Engels spelen. Waar zoon een aangeboren vanzelfsprekendheid voelt voor het Spaans, is dochter´s voorkeurstaal het Engels. De boel bestieren in keurig Brits Engels, waarbij indien nodig geacht, de bevelen moeiteloos worden herhaald in het Spaans.

Het Nederlands is de derde taal. Als ik alleen ben met de kinderen, spreek in Nederlands met ze. Tenzij ik echt boos ben, want dan begrijpen ze me niet, beweren ze. In die situaties maak ik mijzelf duidelijk in het Spaans. Principes zijn er om van af te wijken. Ze praten lang niet altijd terug in het Nederlands en dat eis ik ook niet van ze. Opmerkelijk genoeg beschouwen ze het Nederlands niet als de taal van hun moeder. Voor onze kinderen is Nederlands de taal van oma. Ook al is hun Nederlands verre van vlekkeloos, oma en kleinkinderen begrijpen elkaar volledig. Zoon´s zinsopbouw kopieert hij van het Spaans. Zijn woordenschat is niet altijd toereikend. Ook dochter zet de woorden in niet-Nederlandse volgorde en hoewel ze de ui eu oe ou au goed beheerst, spreekt ze Nederlands met een buitenlands accent, waarbij met name de e en de z het moeten ontgelden. Ze klinkt buitengewoon schattig in het Nederlands. Af en toe willen ze ook nog wel eens iets schrijven in het Nederlands. Nou begrijpen ze het Nederlands uitstekend, spreken ze het aardig en lezen ze het redelijk, maar Nederlands schrijven gebeurt volledig op z´n Engels. Hun Nederlandse schrijfsels moet je dan ook met je verstand op Engels hardop lezen. Op die manier, maar dan ook alleen op die manier, is het prima te begrijpen. Zo schreef dochter onlangs een uitnodiging. "Liefe oma, come jey snel by ons op bezook? Dat zow zo fine zine!"

We hebben er vorig jaar wel over nagedacht. Of we de kinderen serieus aan Nederlandse les zouden onderwerpen. Na lang wikken en wegen hebben we besloten dit niet te doen. De kans dat ze op een gegeven moment in het Nederlandse onderwijs moeten instromen is bijzonder klein. Mochten ze ooit, later, in Nederland willen studeren, dan is er een keur aan Engelstalige studies voorhanden. Zo jong als ze zijn, hebben ze al een aanzienlijke hoeveelheid dagelijks huiswerk. Bovendien is de kans groot dat ze in een volgend land op school als vreemde taal Frans, Russisch of Arabisch zullen moeten leren. Genoeg werk dus. Er moet ook tijd over blijven om te spelen, te sporten en, heel belangrijk, om je te vervelen. 

En zo hebben ze hun “eigen taal”, hun “schooltaal” en “oma´s taal”. Al naar gelang de situatie schakelen ze moeiteloos over van de ene op de andere taal. Het dagelijks gebruik van drie verschillende talen is geheel vanzelfsprekend voor ze, ze kennen niet anders. Ik bewonder de capaciteit en flexibiliteit van hun hersentjes, en geniet ervan als ze proberen om me in het Nederlands te paaien. Ook midden in de nacht. “Hoe kan mij helpen? Omdat er is een mosquito in mijn kamer en ik weet niet hoe hem te killen. Ik wil wel slapen, maar die rotmosquito heeft mij gebitten, dus alsjeblieft?”. Zo klaar als een klontje. Met een glimlach je bed uit en op muggenjacht.
Februari 2015

dinsdag 10 februari 2015

De hutkoffer VIII


Na de bonte Heidi and Finn cowl neck dress was de bloemetjesjurk aan de beurt. Mijn vriendin kreeg deze jurk ooit van haar ouders en de jurk verdiende een tweede leven. Omdat de dochter van vriendin blond en licht is, leek het me goed om de fletse bloemetjes te combineren met een wat sterkere kleur. Ik koos voor een dun donker spijkerstofje en bijpassende donkerblauwe biais.  


Het patroon is de Van Katoen stoere kleuterjurk. Dochter poseerde weer geduldig maar werd toch wat narrig van al die jurkjes die niet voor haar zijn. 



Ook hier moest ik weer passen en meten door de vele rondlopende banen in de oorspronkelijke jurk, maar uiteindelijk paste het allemaal. De jurk is gevoerd met een wit katoentje.

De jurkjes zijn inmiddels in Nederland aangekomen en goed bevonden. 




donderdag 5 februari 2015

Moedertaal I

Soms heb je een handje hulp nodig. Dat gevoel had ik onlangs ook. Ieder jaar van de bijna vijf die we hier nu wonen, was een beetje zwaarder. Nadat ik vorig jaar een paar keer op klaarlichte dag een pistool op mijn hoofd had gekregen en ik als gevolg meer en meer binnenbleef, was ik op het punt beland waarop ik dat handje hulp nodig had. Want niet alleen bleef ik steeds meer binnen, ik werd er ook wat knorrig van, ongeduldig. Niet echt, laten we zeggen, gezellig. 

Tijdens het tweede gesprek met de psychologe kon ik op een gegeven moment niet op het juiste woord komen. Je kent dat wel, het ligt op het puntje van je tong, maar het wil er even niet uit. “Aha”, zei de psychologe. “Hier kunnen we weleens een probleempunt hebben.” Verbaasd keek ik haar aan. Even niet op het juiste woord kunnen komen, leek mij niet direct een probleempunt. Dat bleek het ook niet te zijn. “Het Spaans is natuurlijk niet jouw eigen taal, we voeren deze gesprekken in een taal die niet de jouwe is. Je leeft je leven in een taal die niet de jouwe is. Dát zou wel eens een probleempunt kunnen zijn.”

In eerste instantie voelde ik mij – eerlijk is eerlijk – enigszins beledigd. Ik durf mijn Spaans inmiddels vloeiend te noemen en dus geenszins een probleempunt. Uiteraard is mijn woordenschat niet op alle gebieden even ontwikkeld, maar mijn zielenroerselen kan ik toch aardig verwoorden. In tweede instantie moest ik evenwel toegeven dat ik tot een jaar of drie geleden zelf ook regelmatig verzuchtte dat leven in een taal die niet de jouwe is, niet altijd meevalt.

Het eerste half jaar nadat ik uit Nederland vertrok met slechts een paar woorden Spaans op zak, was ronduit uitputtend. Vanaf de eerste dag werd ik geacht in het Spaans te werken: lezen, schrijven, praten, en zonder alternatief. Voordeel was dat ik binnen een paar maanden mijn Spaans had opgekrikt tot een zeer acceptabel en werkbaar niveau. Toen ik vervolgens de Spaanse liefde van mijn leven ontmoette, werd het Spaans dag en nacht mijn voertaal en breidde mijn woordenschat zich razendsnel uit. Tegen de tijd dat we in het huwelijksbootje stapten, draaide ik voor een gedetailleerde Spaanse juridische analyse noch voor een stomende Spaanse liefdesbrief mijn hand nog om. 

Maar toch. Als ik heel erg schrok, stootte ik een reeks krachttermen uit in onvervalst Nederlands. Als ik heel erg boos was, uitte ik dat in duidelijke Nederlandse taal. Ongeacht of degene van wie ik schrok of op wie ik boos was, mij begreep. En als man tijdens een woordenwisseling vroeg wat ik nou eigenlijk wilde zeggen, bracht ik verongelijkt naar voren dat leven in een taal die niet de jouwe is, niet altijd meevalt. 

De afgelopen jaren ben ik dat gevoel kwijtgeraakt. Ik droom inmiddels in het Spaans, ik scheld in het Spaans, en kan heel goed Spaans boos zijn. Mijn moedertaal is het uiteraard niet en zal het ook nooit worden. De Nederlandse taal zit me nu eenmaal als gegoten. Soms kan ik niet op een Nederlands woord komen, omdat ik het lang niet heb gebruikt. Soms kan ik niet op een Spaans woord komen, omdat ik het niet ken. Maar soms is het niet de taal, het vergeten woord of de beperkte woordenschat die je zonder woorden doet zitten. Soms is het het leven dat je even van je woorden beneemt. Maar met dat handje hulp kom ik er wel weer op, in welke taal dan ook.
Februari 2015