Vanochtend vond ik een oude verjaardagskalender. Ik denk dat ik de kalender een jaar of tien geleden vulde met de namen van mij toen dierbare personen. Vol verbazing las ik het jaar door, en ik realiseerde me dat een groot deel van de namen niet meer voorkomt op onze huidige verjaardagskalender. De tijd is meedogenloos. Mensen waarbij ik dacht dat de band voor altijd stand zou houden, zijn uit mijn leven verdwenen. Andere mensen zijn er voor in de plaats gekomen. Mensen waarbij ik nu denk dat de band voor altijd stand zal houden.
Sommige namen op de oude kalender doen mij onmiddellijk glimlachen. Mooie herinneringen, dierbare spelers in mijn verleden. Een enkele naam roept een onverwacht heftig gevoel van boosheid op, of teleurstelling. Vriendschappen vervagen terwijl de tijd voortgaat en ons leven nieuwe wendingen neemt. Werk bracht mij van Nederland naar Zuid-Amerika, vervolgens naar de Caucasus en inmiddels weer naar Zuid-Amerika. Overal maakte ik vrienden en van overal staan er een paar namen op de huidige kalender. Maar verwonderd besef ik ineens dat het contact met sommigen van hen in een wel zeer rustig vaarwater terecht is gekomen.
Sommige namen op de oude kalender doen mij onmiddellijk glimlachen. Mooie herinneringen, dierbare spelers in mijn verleden. Een enkele naam roept een onverwacht heftig gevoel van boosheid op, of teleurstelling. Vriendschappen vervagen terwijl de tijd voortgaat en ons leven nieuwe wendingen neemt. Werk bracht mij van Nederland naar Zuid-Amerika, vervolgens naar de Caucasus en inmiddels weer naar Zuid-Amerika. Overal maakte ik vrienden en van overal staan er een paar namen op de huidige kalender. Maar verwonderd besef ik ineens dat het contact met sommigen van hen in een wel zeer rustig vaarwater terecht is gekomen.
Sommige namen stonden op mijn allereerste kalender en staan er nog altijd op. De onverwoestbare diepgewortelde vriendschappen die zich door tijd noch afstand klein laten krijgen. 29 januari. 1 juli. 17 augustus. Ik blader door en kom bij oktober. 30 oktober. Treintante.
Zes jaar was ik, en op weg met mijn ouders en zussen naar familie. Met de trein. Naast ons zat een dame en met het onbekommerde enthousiasme van een klein kind sprak ik de dame aan. Zij kletste gezellig terug. Bij onze bestemming aangekomen vroeg ik haar adres. “Dan ga ik u brieven schrijven.” De dame gaf mij haar adres en ik schreef haar brieven. Over blokfluitles, over school. Over vriendinnetjes en vakanties. Later over vriendjes, puberperikelen. Daarna over studiekeuze, op kamers wonen, relaties. Over solliciteren, werk en toekomst.
Ik kende haar naam, maar noemde haar mijn treintante. Ik had haar tenslotte in de trein leren kennen. Zij noemde mij haar treinkind. Zo`n 12 jaar lang schreven we brieven. Toen ging ik studeren, en kwam veel dichter bij haar wonen. De brieven bleven maar nu ging ik ook regelmatig bij haar langs. Bezoekjes waarvoor we al snel onze eigen tradities creƫerden. Altijd dezelfde enthousiaste begroeting al door de intercom. Altijd tomaten- of groentesoep, met zelfgedraaide balletjes. Altijd aardbeien met slagroom of gebakjes toe. Altijd een kopje thee uit de kop en schotel met het paarse bloemetje. Mijn treintante was mijn vriendin, mijn vertrouwenspersoon, mijn oma. Altijd positief, altijd meelevend, een fantastisch gevoel voor humor en een bulderende lach.
Treintante had suikerziekte. Het werd steeds moeilijker te controleren. Ze ging achteruit. Toen ik een paar maanden op de Balkan vrijwilligerswerk deed, werd ze in het ziekenhuis opgenomen. Vanuit het bergdorpje stuurde ik haar een fax naar het ziekenhuis. Prachtig vond ze dat, de fax ging de hele afdeling rond. Ze herstelde. Jaren later, toen ik inmiddels Nederland had verlaten en in Zuid-Amerika woonde, kwam ze weer in het ziekenhuis terecht. Ze besloot haar voet te laten amputeren. Ze wilde vechten. Kort na haar operatie kwam ik naar Nederland. Ik vroeg mijn ouders of we op weg van het vliegveld naar huis langs het ziekenhuis zouden kunnen gaan zodat ik mijn treintante een dikke kus zou kunnen geven. Het bleef even stil. Ik keek mijn moeder aan en wist wat ze zou gaan zeggen. Treintante was overleden. Ik was te laat. De begrafenis had een dag voor mijn aankomst plaatsgevonden. Ongeloof, verdriet, gemis. Mijn vriendin, mijn vertrouwenspersoon, mijn oma, en ik was te laat.
Ze heeft mijn lief niet gekend. Ze was niet bij mijn huwelijk. Ze heeft onze kindjes nooit in haar armen gehouden. Maar ik vertel haar nog altijd alles. Als ik op de bus zit te wachten, in de file sta, bij de dokter in de wachtkamer zit, als ik de hond uitlaat, aan het koken ben, de was ophang, onder de douche sta, vertel ik haar alles.
Ik noemde haar mijn treintante, zij noemde mij haar treinkind. Ik mis haar nog elke dag.
Maart 2013
wat een prachtig verhaal! Mooi dat je nog steeds met haar kan praten.
BeantwoordenVerwijderenPrachtig gewoon. Mooie vriendschap!
BeantwoordenVerwijderenMooi schatteke!
BeantwoordenVerwijderenZucht... heel aangrijpend, maar zo fantastisch dat jullie zo'n heerlijke band hebben gehad, begonnen op de trein. Ik kan me heel goed voorstellen dat je haar nog altijd mist. En die kalender... ja ik ken dat, zoveel namen die verdwijnen en dan weer nieuwe die erbij komen. Het leven kan raar lopen ...
BeantwoordenVerwijderen