Vijf en acht. Nee, zes en
acht, sinds drie weken. Ze worden groot. Het schiet me elke dag wel
een keer door het hoofd. Ze worden groot. Ik kom een fotootje tegen
van zoon, twee jaar oud en een grijnzende krullenbol. Zes jaar
geleden alweer. Maar dan geef ik hem `s avonds een zoen op zijn
slapende hoofd en ik zie in dat slapende jongetje dat er met zijn
rode konen nog altijd zo lief en jong uitziet, dat tweejarige
jongetje weer terug. Dochter merkt met serieuze blik op dat alles
relatief is. Dat klinkt verbijsterend volwassen. Maar vijf minuten
later maakt ze een ouderwetse poep-en-pies-grap en lacht er zelf het
hardst om. Als ze in het weekend `s ochtends wakker worden, lezen ze
allebei, zonder ons te wekken, hun boeken zonder plaatjes.
Grote-kinderen-boeken met spannende verhalen. Maar `s avonds kruipen
ze dicht tegen me aan en luisteren geboeid terwijl ik Wiplala
voorlees. Ze stappen zelf op en af de sleeplift op de skipiste. Dat
vind ik ontzettend “groot”. Maar dan drinken ze moe en voldaan
een grote beker chocolademelk en lopen even later ongegeneerd met een
hele grote chocoladesnor weer naar buiten richting lift. Zoon is
ineens een kartfanaat. Hoe sneller hoe beter. Maar `s avonds wil hij
niet naar bed zonder zijn pluchen poesje. Dochter snijdt keurig zelf
haar boterham in stukjes, maar als ze een ijsje eet, komt de helft
steevast op haar jurk, in haar haren of op de grond terecht.
Ik vind het fantastisch
dat ze groter worden, wijzer, zelfstandiger. Maar tegelijkertijd zou
ik willen dat ze voor altijd klein zouden blijven. Vijf
en acht. Zes en acht. Telkens als ik denk, wat worden
ze toch groot, zoek ik een reden om te kunnen denken, wat zijn ze nog
klein.
Gisteren zag ik ze samen
lopen in de branding, in hun zwembroek. Het is paasvakantie. Na
praktisch hun hele leventje in de zon te hebben gewoond, kregen ze
ineens een echte winter voor de kiezen. Ze hebben zich er vol
overgave ingestort en volop genoten van deze nieuwe ervaring en al
het moois dat de winter met zich meebrengt. Maar ze missen ook het
strand. We konden ons daar wel iets bij voorstellen en dus beloofden
we ze een weekje strand. Maar het strand is niet meer om de hoek.
Sterker nog, een strand waar het ook in maart lekker warm is, is
vliegtuigwerk. Onderzoek wees uit dat het dichtstbijzijnde strand op
zo`n vier uur vliegen ligt. Man had geen paasvakantie en zo eindigden
de kinderen en ik op het strand in een land waarvan ik altijd had
gedacht dat ik er geen voet zou zetten. Het leek me namelijk een niet
al te interessante bestemming. Ik stelde mij veel zand voor, veel
wolkenkrabbers, hele grote luxe winkelcentra en een oneindig arsenaal
aan themaparken en kinderparadijzen. Mijn voorstelling bleek
verbazingwekkend dichtbij de werkelijkheid te liggen. Maar de
eerlijkheid gebiedt mij toe te geven dat we ons best ook niet hebben
gedaan. Als we onze tijd en energie anders hadden besteed, dan hadden
we ongetwijfeld een rijke historie en boeiende cultuur ontdekt. Maar
ons doel was strand, en dus werd het strand.
En daar liepen ze dus,
samen in de branding. Heerlijke wezens. Terwijl ze daar liepen en ik
naar ze keek, besefte ik wederom dat ze al zo groot zijn. Onbewust
zocht ik direct naar een reden om te denken, wat zijn ze nog klein.
Maar dit keer kon ik niets bedenken. Het kwam door de benen. Ineens
zag ik dat ze allebei grote kinderen benen hebben. Niet meer van die
korte, mollige beentjes, maar lange staken. Bij zoon zag ik ineens
kuiten. Behaarde benen. Dochter heeft nog altijd een bol buikje, maar
haar benen zijn ineens zo lang. Er is geen weg meer terug. Ze worden
groot.
Vandaag gingen we op
excursie naar de woestijn. Eerst een rally door de zandduinen, op en
over de heuvels, met gierende banden op twee wielen de bocht door.
Terwijl ik mijn best deed om het niet van schrik in mijn broek te
doen en niet de stoel voor mij onder te kotsen, gierden de kinderen
van opwinding en plezier. Het ritje op de kameel vonden ze veel te
kort. Zoon crosste op een 4-wheel buggy door het zand en dochter
kocht een flesje gekleurd zand. Ze raakten er niet over uitgepraat.
Het diner in de open lucht ging vergezeld van verschillende
optredens. We zaten op de eerste rij. Een danser die almaar rondjes
draaide in een pak met lichtjes. Een buikdanseres die zwaarden op
haar buik liet dansen. En een echte vuurvreter. Allemaal stopten ze
voor onze tafel, gegrepen door de glinstering in de ogen van de
kinderen, hun open monden, hun samengeknepen handjes. Gebiologiseerd
verdronken ze in de magische wereld die de dansers
creƫerden.
Dat we terecht waren
gekomen in een toeristisch massa-uitje van dubieuze kwaliteit, ging
geheel aan de kinderen voorbij. Ik haalde opgelucht adem. Ze lieten
zich meevoeren door betovering en gingen er volledig in op, zich
volkomen onbewust van hun omgeving. Dat kan alleen als je nog niet
“groot” bent. En daar doen lange benen niks aan af.
Mei 2016
Hoe je dat beschrijft! Het zou even goed over Lilith kunnen gaan :-)
BeantwoordenVerwijderenGrote kleine kinderen, mooi! Soms zou je de tijd gewoon even stil willen zetten...
BeantwoordenVerwijderenWonderschoon weer. En we hebben altijd weer een lijntje. Ik type net naar mijn beste vriendin: ze zijn "groot" in troosten, en dan lees ik jouw blog. Talent. X
BeantwoordenVerwijderen