donderdag 28 januari 2016

Door het lint

Vermoeidheid is één van mijn, hoe zal ik het noemen, vijanden, struikelblokken, knelpunten. Ik heb nogal snel last van een in de weg zittende mate van vermoeidheid. Bovendien ben ik gezegend met een zekere mate van dwangmatigheid. Te veel willen doen in te weinig tijd, denken dat alles wat ik wil, ook moet; een succesrecept voor te korte nachten. Naarmate de lijstjes langer worden, worden de nachten korter. Naarmate de vermoeidheid toeneemt, neemt de produktiviteit af. Tel uit je winst. 

Die vermoeidheid heeft neveneffecten die knibbelen aan mijn karakter en soms zelfs flinke gaten knaagt in mijn doorgaans vriendelijke persoonlijkheid. Hoe vermoeider, hoe ongeduldiger en kribbiger. Mijn zuurgraad en bitterheid kunnen uiterst onaangename hoogten bereiken. Uiteraard is het met name mijn wederhelft die het moet ontgelden. Kan ik naar buiten toe nog net een redelijk waarheidsgetrouwe glimlach laten zien en een vriendelijk woord uit mijn van zuurheid naar beneden getrokken mond persen, thuis groeien er hoorntjes uit mijn schedel en spuwt de duivel vuur. Als ik dan uiteindelijk van ellende niet meer weet waar ik het zoeken moet, gaan tot grote opluchting van echtgenoot – die kalm, stabiel en geduldig in het leven staat – de lijstjes aan de kant en sleep ik mezelf een paar avonden vroeg naar bed, om vervolgens te herrijzen als een vriendelijk en energiek mens dat vol goede moed aan nieuwe lijstjes begint. 

Vlak voor de kerst was een drukke periode. Ik was moe. Hoewel ik de eerste maanden in een nieuw land fantastisch vind, kost die periode energie. Huis zoeken en inrichten, school zoeken en de kinderen op de rails helpen, nieuwe taal leren, nieuwe stad leren kennen, het hele hoe, wie, wat en waar. Hoewel ik het heerlijk vind om weer in een seizoenenklimaat te leven, is de winter weer even wennen, met name de vroege, koude, donkere ochtenden. Bovendien had ik een flinke griep te pakken. Ik wilde moest nog vanalles doen voor de schoolvakantie zou beginnen en ging stug door. Ik ging van moe naar doodmoe, van kribbig naar onuitstaanbaar. Op woensdag zou de vakantie beginnen en op dinsdagavond voegde ik aan mijn lijst toe de ongelooflijk belangrijke en vooral niet uit te stellen taak om een filmpje van mijn telefoon op de computer over te zetten. Naar mijn reeds door uitputting vertroebelde mening een uiterst urgente activiteit op die bewuste dinsdagavond. Het duurde eindeloos. Echtgenoot was inmiddels op de bank in slaap gevallen. Na een uur wanhopig wachten, was de klus bijna geklaard. Op dat moment schoot me te binnen dat ik de was nog wilde moest ophangen. Ik sleepte mijn zure zelf naar de wasmachine en hing de was op. 

Toen ik klaar was, lag echtgenoot niet langer op de bank te slapen. In een oogwenk zag ik dat hij van de bank was opgestaan, de computer had uitgedaan, evenals alle lichten, in bed was gaan liggen en wederom in slaap was gevallen. Eén blik op ons bed bevestigde mijn theorie. Daar lag hij, tevreden slapend. Maar niet voor lang. Mijn bloed begon te koken. Ik scherpte mijn horens en stormde de slaapkamer in. Raspend beet ik hem toe dat hij een ongelooflijke egoïst was. Hij was moe? Hij was klaar? Hij wilde naar bed? En dus besloot hij eenzijdig de computer uit te doen en overal de lichten uit te doen? Egoïst! Ik spuugde het woord bijna over de lakens. Een dik uur wachten had hij geheel nutteloos gemaakt, voor niks lag ik weer te laat in bed, door zijn schuld was ik uitgeput. Dacht hij soms dat ik in rook was opgegaan? Dat hij klaar was om te gaan slapen, wilde niet zeggen dat ik ook klaar was om te gaan slapen. Iemand moest namelijk de was ophangen. En hij zou het niet zijn. Maar weet je wat?! Ik hou ook alleen rekening met mijzelf. En ik ben nog niet klaar! Met een duivelse grijns en triomfantelijke blik zwaaide ik mijn gebalde vuist richting lichtknopje en deed het grote licht in de slaapkamer aan. Echtgenoot gromde wat en draaide zich om. Ik spuwde vuur en rukte de dekens weg. Wanhopig keek echtgenoot mij met lodderige ogen aan en zei dat het hem speet. Hij had niet in de gaten dat er iets gaande was op de computer. Hij wist niet dat ik de was aan het ophangen was. Hij dacht dat ik op weg naar bed was. Hij zei nogmaals sorry en vroeg of het licht alsjeblieft weer uit mocht. Maar zover was ik nog niet. Met veel lawaai poetste ik mijn tanden, regelmatig roepend dat ik nog niet klaar was en dat het licht dus nog niet uitging. Volledig doorgedraaid kreeg ik het voor elkaar om ook mijn pyjama met veel misbaar aan te trekken. Uiteindelijk deed de nog steeds gebalde vuist met harde slag het licht uit en stapte ik in bed. Dat echtgenoot reeds halverwege de tandenpoetstirade in een diepe slaap was gevallen, besefte ik toen pas. Ik lag nog een goed half uur witheet na te sudderen en viel uiteindelijk in een rusteloze slaap. 

Woensdagavond ging ik heel vroeg naar bed. Donderdagavond ook. Op vrijdag konden we er samen heel hard om lachen. Op zaterdag maakte ik een nieuw lijstje. Goede voornemens. Met stip op één: het duiveltje in het doosje laten.
Januari 2016

4 opmerkingen:

  1. Heel herkenbaar, dat duiveltje, en de daarop volgende tirades. Gelukkig blijft je wederhelft er zo heerlijk rustig onder (die van mij helaas niet zo). En kunnen jullie er achteraf om lachen.
    Erg leuk verhaal in ieder geval.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Ik kom anders altijd met het excuus 'hormonen' af, maar misschien speelt vermoeidheid ook wel mee ;-)

    BeantwoordenVerwijderen
  3. oh, dat kon ik wel zijn! Ik ervaar het nu ook, ik ben dooooooooodmoe, maar kan niet anders dan verder ploeteren!

    BeantwoordenVerwijderen