We hebben een moeizame
relatie, het eiland en ik. Een kleine maand verbleven we deze zomer op man`s
thuiseiland M. en vraag ik me af waarom onze relatie zo stroef is. Is het de
hitte? Zijn het de toeristen? Is het de familie? Of ben ik het, heel misschien,
gewoon zelf?
De hitte. De hitte op het eiland in de zomermaanden is uitputtend. Overdagkan je er nog enigszins aan ontsnappen door
veelvuldig een duik te nemen in zee of zwembad. `s Nachts kan alleen de airconditioning verkoeling
bieden. De keuze is dan dus tussen een loopneus of zweten. Allebei onaangenaam,
maar niet voldoende om mijn moeizame relatie met het eiland te rechtvaardigen.
De toeristen. In groten getale komen ze de stranden van het eiland bezetten. Vaak jong en dorstig, op zoek naar vertier en uitspattingen. Vanuit het huis van mijn schoonvader hoor ik ze `s nachts als de discotheken sluiten en de wind onze kant op waait. Als een soort bronstige holeberen, beneveld door de drank, brullen ze oerkreten en slaan ze zich met beide vuisten op de borst. De eilanders zijn bewonderenswaardig tolerant. Hun economie draait grotendeels op toerisme en ze zijn zich daar terdege van bewust. Bovendien is het eiland groot genoeg. Het is voor de eilanders niet moeilijk om de toeristische zones te vermijden en zich op te houden in een uiterst aangename omgeving met prachtige stranden, baaitjes, bossen en dorpen. Met rasechte eilanders als schoonfamilie blijven de toeristen dus ver van mijn bed. Het ligt niet aan hen dat mijn tolerantie op het eiland wankelt.
De familie. De familie treft geen blaam. Ontzettend lieve mensen die zichzelf voorbij lopen om het ons naar de zin te maken. De gebruiken op het eiland zijn anders, het ritme op het eiland is anders. Er wordt laat en lang gegeten, zowel `s middags als `s avonds. De kinderen worden uit hun routine gehaald. Het zijn echter niet de kinderen die daar problemen mee hebben. Het is hun moeder. In plaats van te genieten van het samenzijn en het, werkelijk overheerlijke, eten, kijk ik op de klok en zie dat kinderbedtijd alweer een uur of wat achter ons ligt. In plaats van mij over te geven aan de warme omhelzing van mijn liefhebbende schoonfamilie, behoef ik bij tijd en wijle lucht en tijd om een boek te lezen.
Mijn man en zijn eiland zijn met elkaar verbonden middels een oersterke band, een onvoorwaardelijke liefde die tot diep in de kern van hun wezen doordringt. Vorige zomer kon manlief niet mee. Hij was dus 2 jaar niet thuis geweest. Toen hij uit het vliegtuig stapte, snoof hij de geur op van zijn land, van zijn eiland, van zijn ziel. De tranen schoten in zijn ogen. Hij is één met zijn wortels. Deze jaloersmakende liefde is confronterend. Ik hou van hem en wil ook van zijn eiland houden. Ik moet van zijn eiland houden. Want man wil graag een huis kopen. Op zijn eiland. Ik heb wat bezwaren opgeworpen. Ik ben het eens met man dat het een goed idee is om een huis te kopen, maar is het eiland de juiste plek? Mochten we in de nabije toekomst zonder werk komen te zitten, hetgeen helaas niet geheel ondenkbaar is, wat doen we dan in ons huis op het eiland? Met onze achtergrond is het zo goed als onmogelijk om er een baan te vinden. Het huis weer verkopen zal in deze - waarschijnlijk niet binnenkort ten einde zijnde - tijden van crisis geen reële optie zijn. Maar mijn bezwaren zijn niet standhoudend. Het is mijn angst die mij doet twijfelen. Ik hou niet van bloedhitte. Ik hou niet van mensenmassa`s. Ik hou niet van altijd alles met z`n allen. Angst dat ik straks in mijn eigen huis zit te balen van mijzelf, van die vrouw met blik op de klok en behoefte aan wat niet is.
We hebben een aantal huizen bekeken. Prachtige huizen in een fantastische omgeving van natuur en rust. We wezen mij er op dat een paar weken familievakantie logischerwijs veel intenser en hektischer is dan een langdurig verblijf met veel meer tijd voor alles en iedereen. We bespraken ons huizenplan tijdens de lange zomeravonden, bij het geluid van kabbelende golven en onder een indrukwekkende sterrenhemel, ver weg van de discobeats en neonlichten. We deelden onze ideeën in het kleine familiebootje, `s ochtends vroeg terwijl we onze lunch aan het vangen waren. We lachten naar elkaar terwijl we onder water keken naar de mollige beentjes van onze dochter die al trappelend een waterval aan door het zonlicht goudgekleurde luchtbelletjes deed dansen. We wisselden een blik van verstandhouding terwijl mijn man onze zoon wees op de voor het eiland zo typische rode kleur van de aarde, op de grijze kleurschakeringen van de rotsen. We genoten van de opgewonden blik in de ogen van de kinderen terwijl hun vader de eilandlegendes vertelde.
Het besef kwam met een vleug eilandliefde. Ik ben het gewoon zelf. Ik verwacht het onmogelijke, terwijl het mogelijke mooi genoeg is.
We hebben een moeizame relatie, het eiland en ik. Maar we komen er wel.
September 2012
De hitte. De hitte op het eiland in de zomermaanden is uitputtend. Overdag
De toeristen. In groten getale komen ze de stranden van het eiland bezetten. Vaak jong en dorstig, op zoek naar vertier en uitspattingen. Vanuit het huis van mijn schoonvader hoor ik ze `s nachts als de discotheken sluiten en de wind onze kant op waait. Als een soort bronstige holeberen, beneveld door de drank, brullen ze oerkreten en slaan ze zich met beide vuisten op de borst. De eilanders zijn bewonderenswaardig tolerant. Hun economie draait grotendeels op toerisme en ze zijn zich daar terdege van bewust. Bovendien is het eiland groot genoeg. Het is voor de eilanders niet moeilijk om de toeristische zones te vermijden en zich op te houden in een uiterst aangename omgeving met prachtige stranden, baaitjes, bossen en dorpen. Met rasechte eilanders als schoonfamilie blijven de toeristen dus ver van mijn bed. Het ligt niet aan hen dat mijn tolerantie op het eiland wankelt.
De familie. De familie treft geen blaam. Ontzettend lieve mensen die zichzelf voorbij lopen om het ons naar de zin te maken. De gebruiken op het eiland zijn anders, het ritme op het eiland is anders. Er wordt laat en lang gegeten, zowel `s middags als `s avonds. De kinderen worden uit hun routine gehaald. Het zijn echter niet de kinderen die daar problemen mee hebben. Het is hun moeder. In plaats van te genieten van het samenzijn en het, werkelijk overheerlijke, eten, kijk ik op de klok en zie dat kinderbedtijd alweer een uur of wat achter ons ligt. In plaats van mij over te geven aan de warme omhelzing van mijn liefhebbende schoonfamilie, behoef ik bij tijd en wijle lucht en tijd om een boek te lezen.
Mijn man en zijn eiland zijn met elkaar verbonden middels een oersterke band, een onvoorwaardelijke liefde die tot diep in de kern van hun wezen doordringt. Vorige zomer kon manlief niet mee. Hij was dus 2 jaar niet thuis geweest. Toen hij uit het vliegtuig stapte, snoof hij de geur op van zijn land, van zijn eiland, van zijn ziel. De tranen schoten in zijn ogen. Hij is één met zijn wortels. Deze jaloersmakende liefde is confronterend. Ik hou van hem en wil ook van zijn eiland houden. Ik moet van zijn eiland houden. Want man wil graag een huis kopen. Op zijn eiland. Ik heb wat bezwaren opgeworpen. Ik ben het eens met man dat het een goed idee is om een huis te kopen, maar is het eiland de juiste plek? Mochten we in de nabije toekomst zonder werk komen te zitten, hetgeen helaas niet geheel ondenkbaar is, wat doen we dan in ons huis op het eiland? Met onze achtergrond is het zo goed als onmogelijk om er een baan te vinden. Het huis weer verkopen zal in deze - waarschijnlijk niet binnenkort ten einde zijnde - tijden van crisis geen reële optie zijn. Maar mijn bezwaren zijn niet standhoudend. Het is mijn angst die mij doet twijfelen. Ik hou niet van bloedhitte. Ik hou niet van mensenmassa`s. Ik hou niet van altijd alles met z`n allen. Angst dat ik straks in mijn eigen huis zit te balen van mijzelf, van die vrouw met blik op de klok en behoefte aan wat niet is.
We hebben een aantal huizen bekeken. Prachtige huizen in een fantastische omgeving van natuur en rust. We wezen mij er op dat een paar weken familievakantie logischerwijs veel intenser en hektischer is dan een langdurig verblijf met veel meer tijd voor alles en iedereen. We bespraken ons huizenplan tijdens de lange zomeravonden, bij het geluid van kabbelende golven en onder een indrukwekkende sterrenhemel, ver weg van de discobeats en neonlichten. We deelden onze ideeën in het kleine familiebootje, `s ochtends vroeg terwijl we onze lunch aan het vangen waren. We lachten naar elkaar terwijl we onder water keken naar de mollige beentjes van onze dochter die al trappelend een waterval aan door het zonlicht goudgekleurde luchtbelletjes deed dansen. We wisselden een blik van verstandhouding terwijl mijn man onze zoon wees op de voor het eiland zo typische rode kleur van de aarde, op de grijze kleurschakeringen van de rotsen. We genoten van de opgewonden blik in de ogen van de kinderen terwijl hun vader de eilandlegendes vertelde.
Het besef kwam met een vleug eilandliefde. Ik ben het gewoon zelf. Ik verwacht het onmogelijke, terwijl het mogelijke mooi genoeg is.
We hebben een moeizame relatie, het eiland en ik. Maar we komen er wel.
September 2012
Wat beschrijf je dat mooi! Ik kan het me voorstellen, die moeizame relatie. Al zou de hitte voor mij ruim voldoende zijn om er nooit écht van te kunnen houden.
BeantwoordenVerwijderenDat moet een moeilijke beslissing zijn ... Tegelijk kan ik me ook wel voorstellen dat er intens tijd genomen wordt door de familie voor uw man eenmaal hij er wel eens is ...
BeantwoordenVerwijderenWat mooi geschreven Hanne, ik weet hier weinig op te zeggen dan begrip, héél veel begrip. Maar doen we dat allemaal niet een beetje, het onmogelijke verwachten, terwijl het mogelijke mooi genoeg is...
BeantwoordenVerwijderen