maandag 16 oktober 2017

Beter

“Ik denk dat ik gewoon beter ben, maar ik zal niet tegen papa zeggen dat ik van je heb gewonnen”, zei hij met een grijns. Het was nooit de bedoeling geweest om tegenover mijn zoon op de tennisbaan te eindigen en nog minder om vervolgens glansrijk ten onder te gaan en met grote cijfers te verliezen van mijn negenjarig kind. “Maar je tennist wel vrij slecht, mam”, voegde hij er nog aan toe, met een sussend klopje op mijn bezwete rug.

Onze kinderen zijn vrij om, binnen de grenzen van het mogelijke, hun eigen hobbies te kiezen. Zoon koos vorig jaar voor tennis, gewoon zomaar, uit het niets. Man noch ik zijn tennissers. Lang geleden, toen ik in Ecuador woonde, vrijgezel was en eindeloos lange dagen werkte, besloten een collega en ik iets aan sport te gaan doen. Het werd tennis, op het pleintje. Met onze werktijden was de enige optie half zes 's ochtends. Dat lukte ons welgeteld drie keer, toen gaven we er, overmand door slaapgebrek, de brui aan.

Een vriendin vertelde me onlangs dat iemand ooit ergens na een grootscheeps onderzoek tot de conclusie was gekomen dat muzikale kinderen vaak tennis als sport kiezen. Waar of niet, zoon is een muzikaal kind met aanleg en passie voor tennis. Dochter zag tennis ook wel zitten en uit praktisch oogpunt ben ik groot voorstander van synchroon lopende hobbies. Maar waar dochter voornamelijk met haar racket over de baan danst op de muziek die uit de kantine schalt en nog altijd zeker zoveel ballen mist als raak slaat, is zoon aan het tennissen. Snoeiharde strakke ballen, met preciezie geplaatst.

Er is meer dat zoon kan en ik niet. Gitaar spelen. Drummen. Maar omdat ik hem nog altijd kan helpen en bijsturen, voelt dat anders dan te worden ingemaakt op de tennisbaan. Of een sprintje niet meer vanzelfsprekend te winnen. Of tijdens een potje voetbal moeiteloos voorbij gepingeld te worden. De tijden van het kind laten winnen zijn voorbij. Met weemoed denk ik terug aan de jaren waarin we genoten van de opgetogen smoeltjes als ze hadden 'gewonnen'. Nu het voor het karakter best goed zou zijn als ze eens zouden verliezen, krijgen we het niet meer voor elkaar, hoe hard we ons best ook doen.

Taal, ook zo'n ding tegenwoordig. Met een Nederlandse moeder, een Spaanse vader en Engelstalig onderwijs, zijn onze kinderen drietalig. Bovendien leren ze nu Russisch ėn de lokale taal. Stug doorploeterend ga ik in het Russisch nog altijd aan de leiding, maar van de lokale taal heb ik geen kaas gegeten. In de wetenschap dat hier meer mensen Russisch dan de lokale taal spreken en me bewust van de moeilijkheidsgraad van het Russisch, hou ik het daarbij. Maar op school leren de kinderen dus beide talen. Gevolg: mijn kinderen spreken een taal die ik niet beheers. Dat is een zeer eigenaardige gewaarwording. Waren het eerst losse woordjes, inmiddels zijn het conversaties. En ik sta er bij en kijk er naar.

Het zal een nieuwe fase zijn. De fase die volgt op de 'ik heb kleine kinderen' fase. En die voorafgaat aan de fase van het loslaten en de fase van de puberteit die ongetwijfeld met rasse schreden nadert. Als ik daar aan denk, breekt het zweet me uit. Dan toch liever dat sussende klopje op mijn natte rug. “Je bakt er niks van, mama. Ik ben gewoon beter.”
October 2017

2 opmerkingen: