“Ik denk dat ik gewoon
beter ben, maar ik zal niet tegen papa zeggen dat ik van je heb
gewonnen”, zei hij met een grijns. Het was nooit de bedoeling
geweest om tegenover mijn zoon op de tennisbaan te eindigen en nog
minder om vervolgens glansrijk ten onder te gaan en met grote cijfers
te verliezen van mijn negenjarig kind. “Maar je tennist wel vrij
slecht, mam”, voegde hij er nog aan toe, met een sussend klopje op
mijn bezwete rug.
Onze kinderen zijn vrij
om, binnen de grenzen van het mogelijke, hun eigen hobbies te kiezen.
Zoon koos vorig jaar voor tennis, gewoon zomaar, uit het niets. Man
noch ik zijn tennissers. Lang geleden, toen ik in Ecuador woonde,
vrijgezel was en eindeloos lange dagen werkte, besloten een collega
en ik iets aan sport te gaan doen. Het werd tennis, op het pleintje.
Met onze werktijden was de enige optie half zes 's ochtends. Dat
lukte ons welgeteld drie keer, toen gaven we er, overmand door
slaapgebrek, de brui aan.
Een vriendin vertelde me
onlangs dat iemand ooit ergens na een grootscheeps onderzoek tot de
conclusie was gekomen dat muzikale kinderen vaak tennis als sport
kiezen. Waar of niet, zoon is een muzikaal kind met aanleg en passie
voor tennis. Dochter zag tennis ook wel zitten en uit praktisch
oogpunt ben ik groot voorstander van synchroon lopende hobbies. Maar
waar dochter voornamelijk met haar racket over de baan danst op de
muziek die uit de kantine schalt en nog altijd zeker zoveel ballen
mist als raak slaat, is zoon aan het tennissen. Snoeiharde strakke
ballen, met preciezie geplaatst.
Er is meer dat zoon kan
en ik niet. Gitaar spelen. Drummen. Maar omdat ik hem nog altijd kan
helpen en bijsturen, voelt dat anders dan te worden ingemaakt op de
tennisbaan. Of een sprintje niet meer vanzelfsprekend te winnen. Of
tijdens een potje voetbal moeiteloos voorbij gepingeld te worden. De
tijden van het kind laten winnen zijn voorbij. Met weemoed denk ik
terug aan de jaren waarin we genoten van de opgetogen smoeltjes als
ze hadden 'gewonnen'. Nu het voor het karakter best goed zou zijn als
ze eens zouden verliezen, krijgen we het niet meer voor elkaar, hoe
hard we ons best ook doen.
Taal, ook zo'n ding
tegenwoordig. Met een Nederlandse moeder, een Spaanse vader en
Engelstalig onderwijs, zijn onze kinderen drietalig. Bovendien leren
ze nu Russisch ėn de
lokale taal. Stug doorploeterend ga ik in het Russisch nog altijd aan
de leiding, maar van de lokale taal heb ik geen kaas gegeten. In de
wetenschap dat hier meer mensen Russisch dan de lokale taal spreken
en me bewust van de moeilijkheidsgraad van het Russisch, hou ik het
daarbij. Maar op school leren de kinderen dus beide talen. Gevolg:
mijn kinderen spreken een taal die ik niet beheers. Dat is een zeer
eigenaardige gewaarwording. Waren het eerst losse woordjes, inmiddels
zijn het conversaties. En ik sta er bij en kijk er naar.
Het zal een nieuwe fase
zijn. De fase die volgt op de 'ik heb kleine kinderen' fase. En die
voorafgaat aan de fase van het loslaten en de fase van de puberteit
die ongetwijfeld met rasse schreden nadert. Als ik daar aan denk,
breekt het zweet me uit. Dan toch liever dat sussende klopje op mijn natte rug. “Je bakt er niks van, mama. Ik ben gewoon beter.”
October 2017
Haha, hoe herkenbaar. Ik werd door Zoon keihard verslagen deze zomer met tafeltennis...
BeantwoordenVerwijderen:-)
BeantwoordenVerwijderen