Mijn dochter werd niet wakker. Doorgaans slaapt ze ‘s middags een uurtje en de rest van de dag is ze wakker en actief. Die dag werd ze niet wakker. Ze sliep een uur, anderhalf uur, twee uur. Ik voelde me onrustig worden, ging kijken. Ik voelde of ze nog warm was. Of ze nog ademhaalde. Ze sliep tweeeneenhalf uur. De onrust binnen in mij werd dwingender. Dit was niet goed. Ik ging weer kijken. Ik voelde of ze nog warm was, of ze nog ademhaalde. Ze sliep twee uur en drie kwartier. Ik liet haar kamerdeur open staan maar ze werd niet wakker van het geluid dat haar broer en ik maakten. Ze sliep twee uur en vijftig minuten. Ik pakte haar uit haar ledikant. Ze werd niet wakker. Als een slappe pop hing ze in mijn armen. Ik aaide haar handjes, haar gezichtje, praatte, schudde haar zachtjes heen en weer. Ze werd niet wakker. Mijn onrust begon paniek te worden. Ik kreeg mijn dochter niet wakker. Een doordringende pijn maakte zich van mij meester, een oorverdovend suizen in mijn hoofd, een dreunend gebonk in mijn buik, een oncontroleerbaar trillen van mijn handen. Ik probeerde na te denken, rustig en logisch te beslissen wat ik moest doen, maar ik voelde slechts een gebrek aan lucht en een loodzware pijn.
Dit duurde een minuut, anderhalf misschien. Toen deed ze haar oogjes open, glimlachte naar me en vroeg om een beetje water. Waarna ze vrolijk ging spelen.
Sinds de dag dat mijn dochter niet wakker werd, moet ik vaak denken aan de ouders wiens kind echt niet meer wakker werd. Niet na twee uur en vijftig minuten, niet na drie uur, nooit meer. Hun lijden moet ondraaglijk zijn.
Maart 2011
Geen opmerkingen:
Een reactie posten