Onze nieuwe woonland is bijzonder interessant, op alle vlakken en op vele manieren. Het dagelijks leven gaat gepaard met allerlei uitdagingen, van de immer falende water- en elektriciteitsvoorziening, de wekenlange afwezigheid van veilige melkprodukten, de regelmatige maagperikelen, de toenemende straatovervallen tot het oervervelende chloorbad voor fruit en groente dat ongeschild en rauw gegeten wordt. Wat me na ruim een half jaar evenwel nog altijd het meeste verbaast, is hoe Hollands ik me hier voel.
In al onze vorige woonlanden was er altijd wel hier en daar een Nederlander te vinden, maar we hadden er geen in onze vriendenkring en ook de kinderen hadden geen Nederlandse klasgenootjes of vriendjes. De Nederlandse luister-CDs die altijd opstonden in de auto waren het voornaamste contact met het Nederlandse, samen met de gekoesterde pakjes hagelslag in de voorraadkast. Maar nu is alles anders. Hier wonen namelijk heel veel Nederlanders.
Dochter heeft drie Nederlandse klasgenootjes en nog meer Nederlandse vriendjes. Al deze Nederlandse vriendjes hebben Nederlandse ouders die de schoolgangen bevolken. De meeste Nederlandse kinderen gaan elke maandagmiddag naar de Nederlandse school. Een Nederlandse school met een Nederlands lesprogramma en zeker zestig leerlingen. Een geheel nieuwe wereld. Al snel na aankomst waren onze kinderen door hun nieuwe vriendjes enthousiast gemaakt en wilden ze ook naar de Nederlandse school.
De eerlijkheid gebiedt mij te bekennen dat ik niet direct even enthousiast was. Na een lange schooldag op maandag nog eens twee en een half uur in de schoolbanken leek mij de garantie voor kinderen die op dinsdag hondsmoe wakker worden en vervolgens nog vier dagen door moeten bikkelen. Hoewel ze het Nederlands goed spreken en begrijpen, hadden ze nog nooit Nederlandse les gehad en konden ze ook niet schrijven in het Nederlands, laat staan dat ze enige notie hadden van de Nederlandse grammatica. Na een proefles was de zaak echter snel beklonken: de kinderen wilden op Nederlandse les.
De gevolgen zijn op zijn minst opmerkelijk te noemen. Voor het eerst in hun elf- en achtjarige bestaan spreken de kinderen uit zichzelf Nederlands. Ze antwoorden mij in het Nederlands. Ze lezen Nederlandse boeken. Ik vermaak me kostelijk als ik ze bezig zie met hun huiswerk. Het valt duidelijk niet mee om de ondoorgrondelijke kronkels van de Nederlandse grammatica en spelling onder de knie te krijgen. Een baby varken is een bich, de verleden tijd van weven is woeven en de bruid draagt een steilvolle traujurk. Het valt ook niet uit te leggen.
De Nederlandse kinderen kunnen het onderling uitstekend met elkaar vinden. De vriendenkring is niet beperkt tot Nederlandse vriendjes, maar er vinden volop Nederlandse playdates plaats. De Nederlandse ouders zijn allemaal leuke mensen. Ook in mijn sociale cirkel nemen de Nederlanders dus een prominente plek in. Ook dat is een geheel nieuwe gewaarwording. Uit praktisch oogpunt is het bijzonder makkelijk. Alle Nederlandse kinderen gaan namelijk op tijd naar bed. Playdates en etentjes eindigen dan ook zonder discussie vroeg. Het wordt als heel gewoon ervaren om bezoekende kinderen als tussendoortje een glaasje roosvicee met een koekje of een banaan te geven. Dat hebben we anders meegemaakt.
Dochter zal haar typische accent niet meer kwijtraken maar haar zinsopbouw gaat steeds meer kloppen. Zoon’s woordenschat wordt met de week groter. Het zijn net Nederlandertjes. Het Spaans daarentegen lijdt. Nu man telkens acht weken van huis is en vervolgens één week thuis, wordt er thuis ineens vrijwel geen Spaans meer gesproken. De Spaanse boeken blijven dicht, films worden niet meer in het Spaans gekeken en geschreven wordt er al helemaal niet. Ik zie man’s wenkbrauwen soms omhoog gaan als de kinderen onbewust in het Nederlands tegen hem beginnen te ratelen.
Het is tijd voor strategische toekomst planning. Voor onze volgende bestemming zullen we moeten mikken op een Spaanssprekend land met een grote Nederlandse gemeenschap en een goede Engelstalige school. Drie vliegen in één klap.
Maart 2019